< Previous‘Engelsen’ in 1744, wat kan worden verklaard door het verschijnen van Engelse kaperschepen in de haven van Batavia tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog daaropvolgende arrest van de raadsleden Van Imhoff, De Haeze en Van Schinne. Een ander voorbeeld is de toename van het aantal verwijzingen onder het trefwoord (1740-1748). Maar andere trefwoorden zijn op het eerste gezicht minder makkelijk te liëren aan deze ‘historische gebeurtenissen’. Dit maakt het interessant om deze verder te onderzoeken. Dat hierachter weldegelijk archival events kunnen schuilgaan, blijkt uit een onder- zoek naar de toename in het aantal verwijzingen onder het trefwoord ‘Perzië’ in 1737. Daarachter schuilen namelijk (verwijzingen naar) honderden vol- geschreven bladzijden aan archiefmate- riaal. Allereerst wordt deze ‘verdikking’ van archiefmateriaal veroorzaakt door de persoon Carel Koenad, de directeur van het buitenkantoor in Gamron (tegen- woordig Bandar-e Abbas in Iran). Volgens de hogere autoriteiten van de compagnie was de door hem aangeleverde informatie niet alleen ongeordend, onleesbaar en veelal niet ter zake doende, het bestond ook nog eens uit een ‘ongeloofelijke meenigte schrift’. De Heeren XVII klaagden bijvoorbeeld eens dat zij met één verzending van Koenad maar liefst 896 volgeschreven pagina’s hadden ont- vangen, bestaande uit 224 vellen papier. Daarnaast blijkt Koenad betrokken te zijn bij een totaal uit de hand gelopen ruzie met zijn in Basra gelokaliseerde onder- geschikte George Gutchi. Deze ruzie komt ook naar voren in een nadere analyse van de vanuit Perzië afkomstige documenten- stromen. In de jaren rond 1737 zitten daar namelijk documentenstromen tussen die geen onderdeel zijn van de ‘reguliere’ stromen van de compagnie. Zo stuurde Gutchi brieven vanuit Basra direct naar Batavia, terwijl deze via Gamron behoorden te gaan, en komt privé- 20 n 2013 nummer 10 Trefwoord Totaal aantal verwij- zingen Jaar en kwartaal event -8 -7 -6 -5 -4 -3 -2 -1 0 +1 +2 +3 +4 +5 +6 +7 +8 Bantam 57 1738-2 - - - 2 1 1 1 2 10 2 1 0 1 3 0 1 0 Bengalen 113 1749-2 0 6 0 2 4 1 0 0 13 5 0 0 1 1 5 - - Boedelmeesteren 31 1741-3 0 0 0 0 0 0 0 5 8 2 0 1 0 1 0 1 0 Ceylon 252 1740-3 20 1 1 2 14 1 0 3 29 0 0 0 2 0 0 5 10 Commissarissen van Zee en Commercis Zaken 30 1746-4 0 0 0 0 0 0 0 4 8 6 2 3 4 0 1 0 0 Coromandel 115 1744-3 1 0 2 2 6 0 0 5 13 1 0 1 1 1 0 11 0 Engelsen 27 1744-4 0 0 1 0 0 0 0 1 9 2 1 0 1 4 0 0 0 Gamron 13 1749-2 0 0 0 0 0 0 0 0 11 0 0 0 2 0 0 - - Hoge Regeering 88 1741-3 0 0 1 0 2 8 1 0 11 12 0 4 3 0 1 9 1 Java 172 1747-1 2 5 7 3 3 5 8 2 13 0 0 15 2 0 4 9 0 Macassar 79 1746-4 5 0 0 0 7 2 0 0 13 0 0 0 1 0 0 0 0 Malacca 76 1749-2 0 4 0 0 0 2 0 1 8 4 2 0 1 6 0 - - Persien 70 1737-3 - - - - - - 0 0 11 0 0 0 5 1 0 1 0 Scheepen 54 1745-3 4 1 2 1 1 0 0 2 9 0 1 4 3 1 0 0 1 Souratte 54 1749-3 0 4 0 0 0 0 0 0 15 0 0 0 1 0 - - - Tollen en Licenten 40 1743-4 0 0 0 0 0 0 0 1 13 0 0 1 2 0 0 1 2 Tabel 1. Mogelijke archival events in de realia op de resoluties van de Hoge Regering, 1737-1750. Eerste bladzijde uit de realia op de resoluties van de Heeren XVII, 1737-1784. >>correspondentie van de twee heren aan het licht. Met beide documentenstromen waren de autoriteiten ‘not amused’, de heren werden dan ook flink op de vingers getikt. Een teken van een niet geheel naar wens functionerend informatiesysteem? Nuttig? Aan de hand van één of twee daad- werkelijk gevonden archival events kunnen natuurlijk nog geen verregaande conclusies worden getrokken. Daarvoor is meer onderzoek noodzakelijk. Er zijn bovendien wat kanttekeningen te plaatsen bij de gehanteerde methode. Zo is een van de meest verrassende resultaten van mijn onderzoek dat – in tegenstelling tot gedacht – de realia op de resoluties van de Hoge Regering geen indices zijn op alle besluiten, maar slechts op een deel daarvan. In de door mij onderzochte jaren betreft het slechts een selectie (gemaakt door de zogenaamde realist) van tussen de 6,54% en 29,21% van de beschikbare besluiten. Het biedt daarom alleen voor dit deel een represen- tatie van de besluiten en de daaronder liggende stukken. Desondanks is de zoektocht naar archival events tot dusver van nut geweest. Het bracht de mogelijk- heid om het informatiesysteem en -netwerk van de compagnie ook in de (crisis)praktijk uiteen te zetten, waarbij zelfs de vooronderstelde informatie- stromen buiten het reguliere netwerk om aan het licht kwamen. Zowel voor archivarissen als historici kunnen archival events echter nog op een andere manier van waarde zijn. Zij kunnen immers inzicht geven in de perceptie van een organisatie als de VOC op sommige zaken. Over welke onderwerpen schreven zij de meeste pagina’s vol en welke zaken vonden zij met name van belang? Interessant hierbij is dat archival events volgens Stoler ook kunnen bestaan uit zogenaamde ‘non-events’. Zij hoeven dan ook niet overeen te komen met ‘historische gebeurtenissen’, maar kunnen ook de administratieve weerslag zijn van ‘things that never happened’. 5 Er kan over een onderwerp dus veel debat zijn, tot uiting komend in een verhoogde polsslag en een verdikking in de archieven, maar er kan in werkelijkheid weinig ‘gebeuren’. Een laatste nut zit in deze niet-noodzakelijke overlap tussen ‘archival’ en ‘historical events’. Waar verschillen deze immers? Kunnen achival events ons bijvoorbeeld wijzen op nieuwe ‘historische gebeurte- nissen’ uit de geschiedenis van de VOC? ■ Noten 1 ■ Nico Vriend, Het informatiesysteem en -netwerk van de Verenigde Oostindi- sche Compagnie (Leiden 2011, scriptie), online via: http://hdl.handle.net/1887/ 18501. In artikelvorm verschenen als: ‘‘An unbelievable amount of paper’: the information system and network of the Dutch East India Company’, in: Charles Jeurgens, Ton Kappelhof en Michael Karabinos (red.), Colonial legacy in South East Asia. The Dutch archives (S@P jaar- boek: Den Haag, 2012), pp. 67-95. In 2013 bekroond met de Duparc-prijs (redactie). 2 ■ Ann Laura Stoler, Along the archival grain. Epistemic anxieties and colonial common sense (New Jersey, 2009). Zie met name pagina’s 1-53. 3 ■ Cristopher A. Bayly, Empire and information: intelligence gathering and social communication in India, 1780-1870 (Cambridge, 1996), 149, 171. 4 ■ De methode wordt meer uitgebreid uitgelegd op pagina’s 38-40 van mijn scriptie. 5 ■ Stoler, Along the archival grain, 5, 21-22, 106-107, 129, 138-139. Nico Vriend ■ redacteur Archievenblad en medewerker publieksdiensten bij het Noord-Hollands Archief. nummer 10 2013 n 21 ‘Overgekomen brieven en papieren’ in de archieven van de Heeren XVII en kamer Amsterdam.22 n 2013 nummer 10 Een indirecte archiefrelatie tussen Nederland en Formosa De afgelopen 25 jaar is de belangstelling voor de VOC-archieven in Taiwan in een stroomversnelling gekomen. Met name onder de Aboriginals is veel belangstelling voor deze archieven. In een archiefgedaante keren de ‘Great White Fathers’ daardoor terug in de Aboriginal samenleving. Charles Jeurgens ■ Toen de Britse etnograaf Janet McGovern ten tijde van de Japanse kolonisatie van Taiwan in de jaren 1916-1918 veldonder- zoek deed bij de Taiwanese Aboriginals, werd haar een paar keer het verhaal verteld over de aan hun voorouders gedane belofte dat de ‘Great White Fathers’, met wie overduidelijk de Nederlanders werden bedoeld, ooit zouden terugkeren om hen te bevrijden. Dat diepgewortelde geloof was waar- schijnlijk zelfs de belangrijkste reden waarom McGovern zo nauw in contact kon komen met de Aboriginals: zij werd beschouwd als de reïncarnatie van een van die 17e-eeuwse Nederlanders. Dat ze in de gedaante van een vrouw terug- kwam, was in de ogen van de matriarchaal georganiseerde Aboriginals niet vreemd. De Nederlandse heerschappij van ruim driehonderd jaar daarvoor, werd door hen als een sacrale gebeurtenis geëerd. 1 VOC-vestiging in Oost-Azië De relaties tussen Nederland en Taiwan, of beter gezegd tussen de Republiek en Formosa, gaan terug tot de vroege VOC-tijd. In haar pogingen om makkelijker handel te kunnen drijven met de Chinezen, zocht de VOC naar een vaste vestigings- plaats dicht bij de Chinese kust. Daarbij was Formosa zeker niet de eerste keus. Tijdens het gouverneur-generaalschap van Jan Pietersz. Coen werd aanvankelijk tevergeefs geprobeerd om Macao op de Portugezen te veroveren (1622). Daarna vestigde de VOC zich – tot groot onge- noegen van de Chinese regering – kort- stondig op het eilandje Pehoe (1622- 1624), dat onderdeel uitmaakt van de Pescadores die op zo’n 150 kilometer van de Chinese kust en zo’n 50 kilometer van Formosa zijn gelegen. Aangezien de Chinese regering de eilandengroep als Chinees grondgebied beschouwde, werd besloten om de ‘roodharige barbaren’ zoals de Nederlanders werden aange- duid, ‘met zachtheid weg te krijgen en hun den oorlog aan [te] doen als ze niet vertrekken willen’.2 De Nederlanders kozen uiteindelijk eieren voor hun geld en verlieten Pehoe om zich vervolgens, dit keer met toestemming van de Chinezen, te vestigen op het nabijgelegen Formosa. Ze zouden er – in de eerste jaren overigens nog met de nodige concurrentie van Spaanse kolonisten die zich vooral in het noorden van het eiland ophielden – van 1624 tot 1662 de scepter zwaaien. Vervolgens werden ze ook daar, met geweld, door de Chinezen verdreven. Ilha Formosa Het Ilha Formosa (dat ‘mooi eiland’ betekent) dankt zijn naam aan de Portugezen, die, hoewel ze waarschijnlijk nooit aan land zijn gegaan, er regelmatig voorbij voeren op weg naar Japan. Het bergachtige eiland, met een oppervlakte ongeveer zo groot als het grondgebied van Nederland, werd aan het begin van de 17e eeuw bewoond door naar schat- ting nog geen 100.000 inwoners. Zij woonden in meer dan honderd – elkaar veelvuldig bevechtende – dorpen, verspreid over het eiland. Op Formosa werd een groot aantal verschillende talen gesproken. In totaal zijn meer dan 25 verschillende Austro- nesische talen geïdentificeerd die in de 17e eeuw werden gesproken en waarvan inmiddels de helft is uitgestorven.3 Interessant zijn de pogingen die nu worden ondernomen om uitgestorven talen aan de hand van Bijbelteksten die in de 17e eeuw door de VOC-dominees in het kader van hun bekeringsdrift in een aantal lokale talen werden vertaald, te reconstrueren en opnieuw tot leven te wekken. Zo wordt geprobeerd aan de hand van een vertaling van het Evangelie van Mattheüs in de lokale taal Siraya (die oorspronkelijk werd gesproken in het gebied waar de Nederlanders het kasteel Zeelandia bouwden), te achterhalen hoe deze taal geklonken moet hebben. Tegenwoordig heeft Taiwan een bevolking die bestaat uit zo’n 23 miljoen etnische Chinezen en ongeveer 480.000 inwoners die tot de in totaal veertien verschillende officieel erkende Aboriginal volken worden gerekend. Zij zijn vooral in de berggebieden in centraal Taiwan en aan de oostzijde van het eiland gecon- centreerd en luisteren naar namen als Amis, Bunun, Paiwan en Sediq. VOC-archieven van Taiwan De Nederlanders bouwden aan de zuidwestkust van Formosa – op het schiereilandje Tayouan, vlak voor de kust van huidige Tainan – hun kasteel Zeelandia. Dit fort werd het administra- tieve, militaire en handelscentrum voor de VOC op Formosa, van waaruit de gouverneur het eiland trachtte te besturen en contact onderhield met de Hoge Regering in Batavia. Op het hoogtepunt van de macht van de VOC op Formosa waren er zo’n tweeduizend soldaten en zeshonderd kooplieden, administrateurs en dominees op het eiland gestationeerd. Het waren met nummer 10 2013 n 23 name dominees als Candidius en Junius die in nauw contact stonden met de lokale bevolking, hun talen leerden, schooltjes stichtten en de inwoners tot het christendom probeerden te bekeren. Nog steeds behoort meer dan 70% van de Aboriginal bevolking tot een christelijke geloofsgemeenschap. Hoewel de VOC- heerschappij van betrekkelijk korte duur was, is er in Taiwan, en dan met name onder de Aboriginal bevolking, veel belangstelling voor de VOC-periode en met name voor de archieven van de VOC. Ofschoon er wel vroegere beschrijvingen bekend zijn over het eiland en zijn bevolking uit met name Chinese en later ook Japanse bronnen die teruggaan tot het einde van de zesde eeuw, gelden de archieven van de VOC als een van de eerste systematische registraties van de oorspronkelijke bewoners van Taiwan die zelf geen schrift kenden. De archieven zitten vol met wat we tegenwoordig etnografische en antropologische beschrijvingen zouden noemen, die indertijd vooral gemaakt zijn naar aan- leiding van expedities die op het eiland werden ondernomen om te onderzoeken hoe de handelsbelangen van de VOC ten opzichte van eventueel vijandige activiteiten van de inwoners veiliggesteld konden worden. Op Taiwan zijn, in tegen- stelling tot een aantal andere vestigingen waar de VOC territoriale macht uitoefende, geen VOC-archieven behouden gebleven. Dankzij de door TANAP-onderzoekers gemaakte reconstructies van tal van factorij-archieven op basis van de stukken die zich in het Nationaal Archief bevinden, kan een goed beeld worden gevormd van hoe het archief van kasteel Zeelandia er indertijd uitgezien moet hebben. 4 Council for Indigenous Peoples De belangstelling voor de VOC-archieven in Taiwan is in een stroomversnelling gekomen sinds in 1987 de staat van beleg na een periode van 38 jaar werd opgeheven. Hierdoor kwam veel meer ruimte voor de ontwikkeling en erken- ning van de eigen identiteit van de verschillende niet-Chinese bevolkings- groepen op het eiland. Zo werd in het geschiedenisonderwijs geleidelijk steeds meer aandacht gegeven aan de oor- spronkelijke Aboriginal bevolking en kregen de officieel erkende Aboriginal stammen bepaalde politieke en culturele rechten. Zo bestaat er sinds het einde van de jaren negentig van de vorige eeuw de Council for Indigenous Peoples, met een minister aan het hoofd die de culturele, economische, onderwijs- en binnen de kaders van de nationale wetgeving ook de politieke belangen van de verschil- lende groepen Aboriginals bevordert. Ruim een jaar geleden bracht deze minister met een delegatie van stam- hoofden een bezoek aan de Leidse Universiteit en het Nationaal Archief om zich te laten voorlichten over mogelijk- heden om deze archieven te gebruiken voor de verdere ontwikkeling van het historisch bewustzijn en culturele iden- titeit van de verschillende bevolkings- groepen. Een paar maanden later bracht dezelfde minister, samen met een aantal wetenschappers van de National Dong Hwa University, een bezoek aan het Nationaal Archief van Indonesië om mogelijkheden tot samenwerking te verkennen. National Dong Hwa University heeft een aantal programma’s gericht op onderzoek en onderwijs van de culturen van de Taiwanese Aboriginal bevolking. Zo heeft Dong Hwa als enige universiteit in Taiwan een faculteit van Indigenous Studies en samen met het Department of Taiwan and Regional Studies van dezelfde universiteit wordt onderzoek >> Kaart van Formosa/Taiwan en de Piscadores/Pescadores door Johannes Vingboons, 1665 (Nationaal Archief, 4.VELH, inv.nr. 619.52).24 n 2013 nummer 10 verricht naar de geschiedenis van de Aboriginals, die zelf niet over een schriftsysteem beschikten en zelf dus geen archieven hebben nagelaten. In dat licht zijn de VOC-archieven een belang- rijke, maar door de taal ook een problematische bron voor Taiwanese onderzoekers. In de afgelopen decennia zijn in samenwerkingsprojecten tussen Nederlandse en Taiwanese wetenschap- pers grootschalige projecten uitgevoerd om de VOC-archieven toegankelijker te maken voor Taiwanese onderzoekers. Zo zijn de door het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis uitgegeven dagregisters van kasteel Zeelandia in het Chinees vertaald, en zijn in de VOC- archieven in het Nationaal Archief in Den Haag documenten opgespoord die betrekking hebben op de Aboriginal bevolking in het 17e-eeuwse Formosa. Deze documenten zijn getranscribeerd en zowel in het Nederlands als Engels uitgegeven.5 De Council for Indigenous Peoples en National Dong Hwa University hebben nu plannen om ook de VOC- archieven die in Jakarta worden bewaard, op systematische wijze te onderzoeken op het voorkomen van gegevens over de Aboriginal samenleving die nog niet uit andere bronnen bekend zijn. Dat in het Arsip Nasional nog gegevens gevonden kunnen worden die niet al via onderzoek in de VOC-archieven in Den Haag bekend zijn, is heel waarschijnlijk. Slot Sinds Janet McGovern haar onderzoek deed naar de Taiwanese Aboriginal culturen zijn bijna honderd jaar verstreken. De Japanse kolonisatie (1895-1945) heeft sedertdien diepe sporen getrokken in de manier waarop de Aboriginals zichzelf zijn gaan zien. Zo staat de Japanse indeling van de Aboriginals in verschillende etnische stammen aan de basis van de huidige indeling van de (erkende) Aboriginal volken. In de afgelopen decennia is er door (academisch) geschoolde Aboriginals steeds meer aandacht voor onderzoek naar het eigen verleden. De archieven van de VOC, die dankzij bronnenedities, vertalingen en verspreiding via het internet ook steeds toegankelijker worden voor de Aboriginal communities, spelen daarin, met alle heuristische problemen die daarbij horen, een belangrijke rol. Die nieuwe geschiedschrijving levert soms spannende confrontaties op tussen de academisch georiënteerde geschied- schrijving die zich van oudsher sterk baseert op geschreven bronnen, en de meer ‘activistische’ geschiedschrijving die de verhalen, tradities en rituelen die vanuit de orale traditie zijn overgeleverd in de geschiedschrijving verweeft of zelfs als uitgangspunt neemt. De ‘Great White Fathers’ keren in een archiefgedaante geleidelijk terug in de Aboriginal samenleving. ■ Noten 1 ■ Janet B. Montgomery McGovern, Headhunters of Formosa (London, 1922), 52. 2 ■ Bericht uit een officiële Chinese publicatie (waarschijnlijk de Jing Bao) waarmee ambtenaren in het land werden geïnformeerd. Geciteerd door Aad van Amstel, Barbaren, rebellen en mandarijnen. De VOC in de slag met China in de Gouden Eeuw (Amsterdam, 2011), 58. 3 ■ Een recent proefschrift over Neder- lands Formosa met veel gegevens over de verhoudingen op het eiland: CHIU Hsin-hui, The Colonial ‘Civilizing Process’ in Dutch Formosa, 1624-1662 (Leiden, 2007). 4 ■ TANAP, acroniem voor ‘Towards a New Age of Partnership’ was een programma dat tussen 1999-2005 door de Leidse Universiteit en het Nationaal Archief in samenwerking met tal van universiteiten en archiefinstellingen in Zuid- en Zuidoost-Azië werd uitgevoerd. TANAP was gericht op het wereldwijd verbeteren van de toegankelijkheid en de materiële toestand van de VOC- archieven, en op het trainen van historici in het verrichten van wetenschappelijk onderzoek in de archieven van de VOC. Op de website http://databases.tanap. net/vocrecords zijn de reconstructies van de archieven van de verschillende VOC-vestigingen te bekijken. 5 ■ Leonard Blussé, Natalie Everts and Evelin Frech (eds.), The Formosan Encounter. Notes on Formosa’s Aboriginal Society: A Selection of Documents from Dutch Archival Sources (4 volumes, 1999-2011). Charles Jeurgens is als hoogleraar Archivistiek verbonden aan de Universiteit Leiden en doceert Archiefwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Hij was in 2012 enkele maanden als gasthoogleraar actief aan de National Dong Hwa University. ■ >> Illustratie van Caspar Schmalkalden (1616-1673) die in 1648 in dienst van de VOC een bezoek bracht aan Formosa (Wikimedia Commons).Jan Fernhout ■ Column Het beeld van archivarissen ... was altijd al slecht Dat het beroep van archivaris geen goed imago heeft, is een open deur. Dat dit vroeger ook zo was eveneens. Dat het nooit anders is geweest, is misschien toch wat nieuws. Kennelijk hebben wij goed geluisterd naar onze 16e-eeuwse Württembergse collega Jacob von Rammingen, de eerste archieftheoreticus. Hij waarschuwde ons, in een tijd dat er nog geen onderscheid werd gemaakt tussen archivarissen en registratoren, dat: ‘Kein vilschwetzende [veelpratende] (...) und gesellige Person zu einem Registrator (...) taugen will. Er muß sich mehr by seiner Registratur dann bey guten Gesellen und Zechbrüdern [drinkebroers], dann bey denn schönen Fräwlin, dann bey zechen, spilen [gokken], tantzen, singen und springen finden lassen, er muß der Registratur nit vil noch offt kehren [de rug toe keren] (...) denn die Registratur kanns nicht leiden.’ Nu wil ik niet beweren dat er in de afgelopen eeuwen geen drinkende, rokkenjagende, gokkende of dansende archivarissen zijn geweest, maar dat dit tot kenmerk van ons beroepsheidsprofiel is gaan behoren, zal toch wel niemand beweren. Toen Christoph Schönebeck (1601-1662) in 1639 registrator werd van het Geheime Archiv van de keurvorst van Brandenburg condoleerden hem al zijn bekenden omdat zij het ambt als een ‘pepertuus carcer ohne Gage und spes fortunae’ beschouwden. Zij stonden hierin niet alleen. Volgens Schönebeck werd het beroep van archivaris in Pruisen ‘gering ästimiert und werde für eine melancho- lische Charge gehalten’. Schönebecks voorganger, Johannes Zernitz (1584-1639), maakte het nog bonter. Hij is waarschijnlijk de auteur van het gedicht: ‘Wer nicht will Noth und Kummer leiden, Wer Taubheit will im Alter meiden, wer will behalten sein Gesicht, der werde Registrator nicht.’ De doofheid heeft waarschijnlijk betrek- king op Zernitz voorganger Erasmus Langenhain (1550-1632), die tijdens zijn ambtstijd geleidelijk aan zijn gehoor verloren had. Aanbeveling In 1747 bevalen de Pruisische ministers Caspar Wilhelm von Borcke en Heinrich, Graf von Podewils, hun koning, Frederik Willem I, de zoon van de Duisburgse professor Summermann aan als archivaris. Zij deden dat met de woorden dat hij ‘ein stilles, sittsames Leben führe, Tag und Nacht über den Büchern liege so daß er sich zu einem Archivar sehr gut schicken würde, obgleich er kein sonderliches Aeußere habe und schüchtern scheine, was bey einem Archivar nicht eben nothwendig sey und allenfalls nicht schade’. Dit was echter niet voldoende om de koning te overtuigen om Summer- mann de post te geven. De ministeriale aanbeveling van Ewald Friedrich von Hertzberg (1725-1795) (zie illustratie) luidde dat hij ‘keine Gesellschaften besuche (...) und also ganz zum Archivar geeignet sei, welches ein nicht brillanter und penibler Posten sei’. Kennelijk was dat beter, in ieder geval werd Hertzberg op 1 februari 1747 aangenomen als Hilfsarbeiter in het Geheime Archiv. Klaagzang De beloning voor een beroep met zo ‘weinig’ aanzien was navenant, in ieder geval volgens onze voorganger Zernitz die, zoals wij al eerder hebben gezien, kleurrijke beschrijvingen niet schuwde. In 1620 meldde hij zijn dienstheer, keurvorst Georg Wilhelm van Brandenburg (1619-1640), dat hij de ‘täglichen Noth und Dürftigkeit (...) nicht länger erwehren [kann] seine Gläubiger wären aufgewacht, drängen mit Gewalt in ihn, verlegten alle Gassen und Pässe zur Registratur und belegten i(h)n vielfältig mit verdrießlichen und schimpflichen Briefen und Mahnen. Um öffentlichen Schimpf zu verhüten, müsse er, wenn sonst kein Erretter da sey, sein Wohnhäuslein, seinen armen Weib und Kind zum höchsten Vorfang [om erger te voorkomen], Gott sey es geklagt! verkaufen.’ Of deze klaagzang de keurvorst tot tranen heeft geroerd, is niet bekend, maar Zernitz kreeg een loonsverhoging, al bestond die vooral uit naturalia. Nuttig en mooi beroep Financieel hebben wij het gelukkig beter gekregen. We hoeven huis, vrouw en kind niet meer te verkopen om ons beroep te mogen uitoefenen, maar ons imago behoeft nog steeds verbetering. Laten we daaraan werken. Anderzijds, voorgaande archivarissen zijn er in 400 jaar niet in geslaagd de wereld duidelijk te maken dat zij een nuttig en mooi beroep uit- oefenen. Zullen wij daarin dan wel slagen? Laten wij positief eindigen: dat lukt ons gewoon! ■ Jan Fernhout ■ archivaris te Berlijn. Ewald Friedrich von Hertzberg (1725-1795), Gemäldegalerie Staatliche Museen zu Berlin – Preußischer Kulturbesitz, onbekende kunste- naar, ca. 1780 (foto Günther Schwartz, 1938). nummer 10 2013 n 2526 n 2013 nummer 10 Verleden, heden en toekomst Bangladesh Archives & Records Management (1995-2015) Met een paar korreltjes gist verander je de structuur van een massa deeg. Met dat idee in het achterhoofd begon archivaris Floor Geraedts in 1995 een samenwerking van Bangladeshi hoogleraren en archiefmensen om ‘iets’ te doen aan archiefzorg, archiefopleiding en archiefbewustwording. Het resultaat mag er zijn. Floor Geraedts en René Spork ■ Zonder goede bevolkingsadministratie kun je geen verkiezingen organiseren, geen belasting heffen. Zonder een goed inge- richte informatiehuishouding kun je geen rekening en verantwoording afleggen en kunnen burgers hun recht niet halen. ‘Goed bestuur’ is dan niet mogelijk, corruptie helaas wel. Daarnaast spelen archieven een rol als het geheugen van de samenleving, van groot belang voor de geschiedenis. In maart 1999 besloot de Kring van Zuid- Hollandse Archivarissen om het project Bangladesh Archives & Records Manage- ment (BARM), gericht op archief- ontwikkeling in Bangladesh, financieel te ondersteunen. Inmiddels is het project ‘geadopteerd’ door de Koninklijke Vereniging van Archivarissen in Nederland. In Bangladesh zelf heeft het project meer structuur gekregen door de oprichting van de BARM Society, met daarin onder meer vertegenwoordigers van het Nationaal Archief in Dhaka en de Universiteit van Dhaka. De activiteiten van BARM bestaan voor- namelijk uit het organiseren van een jaarlijks bezoek (2-3 maanden) van Floor Geraedts en anderen (bijvoorbeeld Sigfried Janzing) aan Bangladesh, waarbij ter plaatse een intensief programma wordt uitgevoerd onder meer gericht op opleiding. Voorgeschiedenis Na een bloedige strijd werd Bangladesh, sinds 1946 een ‘provincie’ van Pakistan, in 1971 onafhankelijk. Sjeik Mujibur Rahman van de sociaaldemocratische Awami League keerde uit Pakistaans gevangen- schap terug om gestalte te geven aan de toekomstverwachtingen van 75 miljoen Bengalen. In drieënhalf jaar tijd zwichtte een moeizaam op gang gekomen parle- mentaire structuur onder de druk van bestuurlijke wanorde, een van criminaliteit en corruptie doordesemde politiek, economische chaos en uitzonderlijk natuurgeweld. Uit de reeks machtswisse- lingen volgend op de militaire staatsgreep – en de moord op praktisch de hele familie van sjeik Mujib Rahman – van 15 augustus 1975 verrees een nieuw Bangladesh onder de leiding van generaal Ziaur Rahman. Zijn verdienste was dat hij althans gedurende de jaren 1975-1981 enige eenheid in het hopeloos verdeelde land bracht en enige economische voor- uitgang mogelijk maakte. De verdeeldheid onder de Bengalen had alles te maken met de tegenstellingen tussen seculieren en islamisten, tussen voorstanders van de onafhankelijkheid en aanhangers van Pakistan enzovoorts. Na een episode van grote politieke instabiliteit en dictatoriale gezagsuitoefening (1981-1990) begon met het verdrijven van de militaire leider Hossain Mohammed Ershad in 1990 een periode van parlementair bestuur. De verkiezingen voor organen van de nationale, regionale en lokale overheden zijn steeds opnieuw een bron van heftige tegenstellingen, electoraal geknoei en forse geweldpleging, maar tot op heden blijken de democratische instellingen voldoende levensvatbaar. Het formele idee van een onafhankelijke rechtspraak wordt allerwege toegejuicht, maar bestuur en politiek neigen voortdurend tot beïnvloeding van de rechtspraak. De corruptie lijkt toe te nemen, maar tegelijkertijd krijgt ook de weerstand ertegen meer aandacht en gewicht. Het presidentschap van Bangladesh is een grotendeels ceremoniële positie; de macht ligt bij de minister-president die het hoofd van de regering is. De president wordt iedere vijf jaar gekozen door het parle- ment. De president benoemt de leden van de hoogste rechtbank, het Supreme Court. Goed bestuur BARM beoogt in Bangladesh een wezenlijke bijdrage te leveren aan ontwikkelingssamenwerking door het stimuleren van ‘goed bestuur’: gelijkheid van de burger in plaats van willekeur, Het Nationaal Archief van Bangladesh, Dhaka, 2008 (foto’s part. coll.).nummer 10 2013 n 27 verantwoording afleggen, controleerbaar rechtsverkeer en handhaving van de wet. Een goed bestuur kan niet zonder een betrouwbare administratie. BARM draagt die boodschap uit. De Nobelprijswinnaars North (USA, 1990) en Amartya Sen (India, 1998) en de Peruaanse ontwikkelingseconoom Hernando de Soto hebben gewezen op het belang van corruptiebestrijding, doorzichtigheid en controleerbaarheid van procedures in het publieke leven en de betrouwbare, aan democratische controle onderhevige administratie en archief- vorming. De Soto wees er ook op hoezeer elites hun belangen bewaken door hun eigendomsregistraties af te schermen. Dit wordt de ‘glazen stolp’ genoemd, waar men de grote arme massa met haar economie zoveel mogelijk buiten wil houden. Daarbij komt dat deze structuur ook van buitenaf – door internationaal opererende multinationals – in stand wordt gehouden. In een ‘detentie- economie’ is van vrije prijsvorming voor de verhandeling van de voor export bestemde goederen en goede arbeids- omstandigheden geen sprake (denk aan kleding en de diverse rampen in textielfabrieken). Vergunningverlening door de overheid via heldere procedures en toezicht verkleint de kans op geknoei – met extra douceur- tjes voor de ambtenaar of bestuurder – en de willekeur in handhaving van wetten aanzienlijk. Ofwel: openbare en controleer- bare archiefvorming dus. Bureaucratische rompslomp In grote delen van de ‘Derde Wereld’ ontbrak tijdens de postkoloniale fase een gezonde bureaucratische traditie: weinig inheemse ambtenaren hadden een via generaties opgebouwde kennis en positieve waardering voor de bureaucratie. ‘Bureaucratische rompslomp’ was het werk van ‘dorre klerken’ die in onder- geschiktheid hun koloniale meesters moesten dienen. Het hoge koloniale en uitheemse ambtenarenkader voelde zich, net als hun inheemse opvolgers uit de politieke en intellectuele elite van na de onafhankelijkheid, uiteraard te hoog verheven om zich bezig te houden met het laag aangeslagen papierwerk. Daarnaast is het aankondigen van voedselprogramma’s, woningprojecten, bruggenbouw en – vooral – strijd tegen corruptie veel spectaculairder en meer ‘mediageniek’ dan het monnikenwerk van het ontwerpen en uitvoeren van registratie en archiefbeheer om die grootse trajecten ook echt vast te leggen en controleerbaar te houden. Dat in de traditie van de ontwikkelings- samenwerking (nu zo’n halve eeuw oud), van de kant van de donorlanden, ook Nederland, het belang van registratie en archiefbeheer voor het zuiver en doelmatig maken van het publieke bestuurs- en rechtsverkeer pas nu onderkend wordt, heeft te maken met de aanwezigheid van een goed toegeruste registratie- en archiveringspraktijk in de ‘Eerste Wereld’. In onze archieven wijzen de alom aanwezige rekeningen van stadsbesturen, regentencolleges van gasthuizen, kloosters enzovoorts op een traditie die al meer dan zes eeuwen oud is. De relatie tussen archiefbeheer en controleerbaarheid en doelmatigheid is voor ons zo vanzelfsprekend dat het verband zijn opvallende betekenis is kwijtgeraakt, in elk geval voor bestuur- ders, managers, en het overgrote deel van niet-archiefmensen in het algemeen. In het kader van de digitale informatie- huishouding is er juist weer aandacht ontstaan voor het nut en de noodzaak van een goede archiveringspraktijk. Geheugen en geweten Archieven dienen het geheugen en geweten van de samenleving. Dat besef was zelfs aanwezig in de prille staat Bangladesh. In 1973, enkele maanden na de onafhankelijkheid van Bangladesh, werd een Nationaal Archief opgericht, vooral door toedoen van een bibliothe- caris, dr. K.M. Karim (1933). In twee winkelpanden aan New Elephant Road, even ten noorden van het oude centrum van Dhaka, werd een massa archief- bescheiden gestald en een studiezaal ingericht. De archiefstukken waren afkomstig van het ‘Secretariat’ (departe- mentale organisatie van het voormalige provinciebestuur van Oost-Pakistan met stukken van de voorganger daarvan, het provinciale bestuur van Bengalen onder de Britse overheersing). De jaarverslagen laten zien met hoeveel inzet en toewijding, Vergadering BARM in het Nationaal Achief in Dhaka, 16 januari 2007. Op de agenda staat de oprichting van de Archief Vereniging Bangladesh. Professor Sharifuddin Ahmed spreekt de vergadering toe. >> Floor Geraedts voert archiefoverleg tussen de archiefstukken van het Nationaal Archief (Dhaka, 2008). Sigfried Janzing geeft tekst en uitleg over het Stadsarchief Gouda aan leerlingen van de Girls Highschool Savar (27 januari 2013). Hij deed dat als deelactiviteit in het project ‘Information Literacy’, bedoeld om de vaardigheid van informatieverwerving te versterken. Daarin past naast bibliotheekgebruik ook het benutten van archiefbronnen.28 n 2013 nummer 10 >> met een absoluut minimum aan hulp- middelen en in een klimaat van nogal grote onverschilligheid voor het archief- beheer van de kant van politici, een nationale archiefdienst werd opgebouwd. In 1976 behoorde Karim tot een van de stichters van de Zuidwest-Aziatische afdeling van de I.C.A. (India, Pakistan, Iran, Afghanistan, Sri Lanka, Bangladesh, Nepal; ofwel S.W.A.R.B.I.C.A.). Het personeel werd op archiefcursus gestuurd naar Londen en Delhi (Indiase archiefschool) en in 1983 lukte het Karim om de beslissende handtekening van de toenmalige president, generaal Ershad, onder de ‘National Archives Ordinance’ te krijgen. Deze eerste Bengaalse archiefwet werd in 1986 gevolgd door ingebruikname van een nieuw gebouw voor de National Library & Archives of Bangladesh in het regeringskwartier van Dhaka. Buiten de werkingssfeer van de National Archives liggen de ‘District Collectorate Records Rooms’ (DCRR), in elk van de hoofdsteden van de 17 ‘oude’ districten, zoals ze al in de periode tussen 1772 en 1857 waren ingesteld door de Britse raj (ook na de onafhankelijkheid van Pakistan in 1947 en de verzelfstandiging van Bangladesh in 1971 bleven deze districten bestaan, tot de administratieve hervor- mingen van 1984 onder president Ershad). In zo’n District Collectorate Record Room zijn kadastrale gegevens, bestuurs- archieven en dikwijls ook de rechterlijke archieven aanwezig. Het beheer geschiedt nog onder de regels van het Bengal Records Manual (1943) dat teruggaat op een eerste versie uit 1854. Het beheer beperkt zich tot het zoveel mogelijk on- beroerd laten van de massa’s papier, het af en toe bestrijden van insecten, ratten en slangen en het volstouwen van gang- paden en uithoeken van het gebouw met nieuw gevormd archief. Een groot deel van de activiteiten van het personeel beperkt zich tot het afgeven van af- schriften uit de openbare hypotheek- en eigendomsregisters (een dikwijls ‘informatiegevoeligheid’ of ‘informatie- bewustzijn’ onder brede lagen van de bevolking, die daardoor in een ongekend intensief contact met de overheid wordt gebracht. Daarmee is overigens nog geen eind gekomen aan het grootste gif in de maatschappij, corruptie, maar meer trans- parantie is een goed begin. De laatste jaren speelt ook de verspreiding van mobiele telefoons een rol bij alfa- betisering. Een vrouw op het platteland die een sms kan sturen naar een dokter in het dichtstbijzijnde dorp heeft daar (levens) belang bij. Een dicht en goed werkend computernetwerk heeft Bangladesh niet, maar mobiele telefoons/smartphones worden volop gebruikt. Ze functioneren ook als verbinding met internet. Veel groepen moeten links- en rechtsom bereikt worden met activiteiten die archiefbewustzijn bevorderen. Als we het hebben over het BARM-project dan gaat het om decennia van bewustmaking bij publieke opinie, overheden, kwartaire sector en bedrijfssectoren (netwerk- opbouw en -onderhoud, publiciteit in de grote media en vakbladen). Daarnaast wordt gewerkt aan het opzetten van een infrastructuur voor archief- en informatie- beheer en beschikbaarstelling, scholing van archiefpersoneel en informatiebeheer- ders en wetswijziging (Right to Informa- tion Act). Wat heeft BARM bereikt? Versterking van overheidsfunctioneren en de ontwikkeling van instellingen in het maatschappelijk middenveld is een lucratieve werkzaamheid volgens het motto ‘every job is a shop’). Right to information In januari 2007 ontstond er in Bangladesh een ‘Caretaker Government’, dat eerst en vooral een reactie was op de voortdu- rende politieke strijd. Eerlijke verkiezingen werden voorbereid, gebaseerd op betrouwbare kiezerslijsten. De op grond van de nieuwe lijsten gehouden verkie- zingen van december 2008, maakten het nut van archivering bij registratie van kerngegevens onbetwistbaar duidelijk. Daarmee was de invloed van buitenaf, bijvoorbeeld van de Wereldbank (vragend om ‘good governance’ in samenhang met ‘information management’) voor het eerst in Bangladesh zelf merkbaar en zichtbaar geworden. ‘Right To Information’ (RTI) werd in 2009 bij wet geregeld. Vanaf dat moment is een moeizaam proces op gang gekomen waarin het belang van dagelijks archief- beheer van nationaal tot plaatselijk bestuursniveau zichtbaar werd. In deze ontwikkelingslijn past ook de verbreiding na 2009 van toepassing van het zoge- naamde ‘Citizen’s Charter’ (servicenormen, afspraken) tot in de sfeer van het plaatselijk bestuur. En dan is er nog de in 2009 vastgestelde beleidskeuze van de regering. Onder het motto ‘Vision 2021’ (een verwijzing naar het 50-jarig jubileum van de staat Bangladesh) is gekozen voor ‘Digital Bangladesh 2021’. Al dit beleid draagt bij aan een verbreiding van een soort René Spork in gesprek met Talut Solaiman, hoofd van ICDDR’B Information and Archives Management (20 januari 2008). ICDDR’B werd in 1960 als cholerahospitaal gesticht en ontwikkelde zich tot medisch onderzoeksinstituut en vaccinatiecentrum voor geheel Bangladesh. Vanaf 2003 werd het een inspiratiebron voor archiefontwikkeling. Het streven was met BARM het ouderwetse NAB te laten beïnvloeden door nieuwere ideeën en praktische methoden van informatie- en archiefbeheer. Herinnering aan een bloedig verleden (2008).Het zogenaamde ‘Heritage Archives Bangla- desh History’ in Rajshahi (een IISG in de dop) heeft ondersteuning gekregen. Vakkennis wordt uitgewisseld, onder meer via weblog http://bangladesharchives. wordpress.com, en vooral ook de Face- bookgroep ‘Friends Of Archives of Bangladesh’ (FAB), die tal van initiatieven ontplooit. Het aanboren van in Bangladesh aanwezige kennis werd ook vormgegeven door het zoeken van samenwerking met ‘ICDDR’B’ (archief- en bibliotheekafdeling), ‘Information Science & Library Management Deptartments’ en ‘Computer Science & Engineering’ – departementen van verschillende universiteiten. Soms is er een uitwisseling van studenten, en collega’s (Universiteit Leiden, internatio- nale conferenties). BARM is ondertussen een stichting met ANBI-status geworden. Dat helpt bij fondsenwerving. Stichting De Pelgrims- hoeve Zoetermeer, Stichting Saamhorig- heidsfonds Heemstede, Kledingfonds KICI en Rotaryclubs hebben tot nu toe ondersteuning verleend. Accent op opleidingen Een sterke nadruk in het BARM- programma ligt op opleidingen. Mede- werkers van de nationale archiefdienst hebben vooral belangstelling voor scholing inzake de aanpak van dagelijks terugkerende problemen op het gebied van materieel beheer en dienstverlening. Wat voor specifieke kennis of vaardig- heden hebben wij hun te bieden? Die liggen bijvoorbeeld op het vlak van organisatie en planning. Zelf hebben zij aanzienlijke talenten op het vlak van functioneren in minimale omstandig- heden en wanneer het op improviseren aankomt. Eenmalige acties waarvan de uitwerking kortdurend is, kunnen zo heel bevredigend tot stand komen. In de wereld van archiefbeheer en basisvoorwaarde voor de gewenste sociale en economische ontwikkeling. In dit veld is in 1995 door toedoen van Ratan Lal Chakraborty, samen met collega’s Muntasir Mamoon, Sirajul Islam, Shari- fuddin Ahmed en Floor Geraedts (toen gemeentearchivaris van Leidschendam), het archiefproject Bangladesh van start gegaan. Oorspronkelijk was dit project bedoeld als antwoord op vragen vanuit de onderzoeks- en onderwijspraktijk in het History Department van Dhaka University en de directie van de National Library & Archives of Bangladesh in Dhaka. Vanaf 1996 werd het project onder naam BARM (Bangladeshi Archives & Records Management) uitgevoerd. In 1998 werd het – door bijzondere inspanning van (toen nog) gemeentearchivaris van Leiden, Theo Schelhaas – opgenomen in de activiteiten van de Stichting Saam- horigheidsfonds Heemstede. In 1999 werd het geadopteerd door de Kring van Zuid-Hollandse Archivarissen. BARM had onder andere tot doel om voor het archiefbeheer relevante personen en instellingen met elkaar in contact te brengen, in Bangladesh en in tweede instantie daarbuiten. De meeste historici in Bangladesh zijn niet vertrouwd met archiefonderzoek. De studiezalen van de National Archives zijn voor hen onbekend terrein, evenals de 17 District Collectorate Records Rooms verspreid over het land. De reizen naar Bangladesh hebben ervoor gezorgd dat meer dan 2000 collega’s in het land opleidingen hebben genoten (van cursussen ter plaatse, ‘train-de- trainers’, tot uitzendingen naar India) en hebben de collega’s in contact gebracht met internationale netwerken (ICA, NL, Scandinavië). De bezoeken hebben geleid tot de oprichting ter plekke van BARM Society. De relatie tussen BARM en BARM Society is verankerd bij de Commissie Archival Solidarity van de KVAN. informatiebeleid heb je natuurlijk nogal sterk met langlopende processen te maken. Daarin een juiste ‘rijsnelheid en koers’ bepalen, vergt zorgvuldige planning en organisatie. Bijvoorbeeld tijdens conferenties in november 1997, februari 1998 en oktober 1999, waarbij het nationale historische genootschap (‘Bangladesh Itihas Samiti’) en diverse historische instituten en het Nationaal Archief betrokken waren. Door deze conferenties kwam er aandacht voor het uitzonderlijk gebrekkige archiefbeheer en bleek ook grote belangstelling voor betere huisvesting, opleiding van personeel en een hervorming van het archiefwezen. Ook het beschikbaar stellen van Neder- landse archiefbronnen, vooral vanuit het VOC-archief van het Nationaal Archief, middels scanning, transcriptie en vertaling (gestart op verzoek van het Archival Department van ‘Prothom Alo’, een belangrijke landelijke krant in Bangladesh), draagt bij aan de verdere ontwikkeling van de Bengaalse geschiedschrijving. Speerpunt Het opzetten van een structurele archief- opleiding in Bangladesh blijft het speer- punt van BARM, BARM Society en FAB – ‘Friends of Archives’. De komende twee jaar zullen alle inspanningen daarop worden gericht, zodat het jubileumjaar 2015 waardig kan worden herdacht. ■ Floor Geraedts ■ oud-gemeentearchivaris Leidschendam-Voorburg. René Spork ■ hoofdredacteur Archievenblad en programmamanager bij het Stadsarchief Rotterdam. nummer 10 2013 n 29 Nadere kennismaking met nationale archiefschatten (Dhaka, 2008). René Spork bekijkt foto’s samen met Mou, dochtertje van Sharifa en Fazle Mir (20 januari 2008). Mir was 30 jaar verbonden aan het Nationaal Archief van Bangladesh en is ook na zijn pensionering nog steeds actief op het gebied van archiefontwikkeling in Bangladesh in het BARM-project.Next >