JUNI 2021 | NUMMER 3 SINDS 1892 | JAARGANG 125 UITGAVE VAN DE KONINKLIJKE VERENIGING VAN ARCHIVARISSEN IN NEDERLAND archievenblad Openbaarheid heeft een prijs Effecten verkorting overbrengingstermijn Conserveren is keuzes maken Stappenplan prioriteren en budgetteren Hoe Ús Heit het verleden ontsluit Cultuureducatie in FrieslandAtlantis Crowdsourcing Atlantis Platform voor collectiebeheer en online presentatie Belééf het Erfgoed Archief- en inventaris Beeldbank Museum Bedrijfshistorie Bibliotheek Archeologie Bouwdossiers Kranten en tijdschriften Akten en registers 033-2992277 office@deventit.nl www.deventit.nl Atlantis is een volledig webbased oplossing voor collectiebeheer en het online publiceren van erfgoedcollecties. Kenmerken van Atlantis zijn: gebaseerd op internationale standaarden, géén gebruikerslicenties, onbeperkt support en krachtige publicatie-, zoek- en integratie- functies. Online presentatie van collecties is naadloos onderdeel van de oplossing waarmee Atlantis volledig integreert binnen uw eigen website of websites van derden. Collecties uit systemen van derden worden met Atlantis samengesmeed tot één geïntegreerd geheel. Erfgoedwebsites van DEVENTit zijn toegankelijk en onderscheidend in vormgeving en werking. Door toepassing van de nieuwste technieken en standaarden wordt bezoekers een optimale erfgoedbeleving geboden. DEVENTit is ISO 270001 gecertificeerd. Atlantis is NEN 2082 gecertificeerd.3 ARCHIEVENBLAD | 2021 | NUMMER 3 Hoe het Mondriaan Fonds het verschil maakt Het Mondriaan Fonds is het publieke fonds dat de ontwikkeling, presentatie en verbinding van beeldende kunst en erfgoed uit Nederland stimuleert. Dat biedt ook kansen voor archiefinstellingen. Rapti Miedema legt namens het Mondriaan Fonds uit hoe dat zit. INHOUD 16 18 04 Van de redactie 05 De archiefervaring 09 Cultuureducatie in Friesland 12 Conserveren is keuzes maken 22 Column 23 Duurzame toegankelijkheid in de praktijk 28 Archiveren van digitale innovatie (deel 2) 32 Disruptief archief (deel 3) 36 Column 37 Brievenreeks 38 Uitgelezen Onrecht in het archief Wat doe je als je historisch onrecht aantreft in het archief? In 1941 verkocht een Joodse ondernemer een schilderij van Jozef Israëls aan een zakenrelatie. Hoe ga je daarmee om in het licht van de discussie over restitutie van roofkunst? 42 BURGERLIJKE STAND ‘We moeten oppassen dat we geen modern gilde worden’ In gesprek met Bert de Vries 6 En verder in dit nummer Openbaarheid heeft een prijs In de nieuwe Archiefwet wordt de overbrengingstermijn verkort van twintig naar tien jaar. Het doel is onder meer een grotere openbaarheid van overheidsarchieven. Hiermee is een kostenverschuiving gemoeid van archief vormer naar archief bewaarplaats. Wat betekent dat in de praktijk? ARCHIEVENBLAD | 2021 | NUMMER 3 Citaat van de maand ‘Money doesn’t talk, it swears’ Bob Dylan, It’s Alright, Ma (I’m Only Bleeding) Colofon Het Archievenblad is een uitgave van de Koninklijke Vereniging van Archivarissen in Nederland (KVAN). Het Archievenblad verschijnt zes maal per jaar. Alle leden van KVAN ontvangen het Archievenblad. Redactie Joris van Dierendonck (eindredacteur), Wouter van Dijk (hoofdredacteur), Kirsten van den Eijnde, Mirjam Schaap, Cees Tromp, Yteke van der Vegt, Migiza Victoriashoop, Marian de Vos, Vera Weterings. Redactieadres Archievenblad Postbus 5135, 1410 AC Naarden Telefoon: (035) 542 74 35 Email: redactie@archievenblad.nl Website: www.archievenblad.nl Vaste medewerkers Niels Bongers, Peer Boselie, Puck Huitsing, Hannie KoolBlokland, Petra Links, Noor Schreuder, Marc Schuil, Christian van der Ven, Bert de Vries. Abonnementen en ledenadministratie Wie geen lid is van KVAN kan het Archievenblad bestellen bij het secretariaat. Ook voor adreswijzigingen kunt u daar terecht. Secretariaat KVAN Postbus 5135, 1410 AC Naarden Telefoon: (035) 542 74 35 Email: info@kvan.nl Website: www.kvan.nl Jaarabonnement Nederland € 78,00 Buitenland € 90,25 Losse nummers € 14,00 Advertenties Voor vragen over de advertentiemogelijkheden kunt u contact opnemen met mediaadviseur Robbert van Dommelen van APPR Hét Brancheburo Telefoon: 035 – 694 28 78 Email: robbert@apprhbb.nl Ontwerp en opmaak Els Gulpen Grafische Vormgeving, Heerlen Druk Damen Drukkers, Werkendam Covertekening Niels Bongers ISSN 13854186 Het volgende nummer van het Archievenblad verschijnt in augustus 2021. Archieven en financiën De financiering van al het nijvere werk dat we verrichten aan het beheren, toegankelijk maken en beschikbaar stellen van archieven komt niet vaak ter sprake. Reden voor de redactie om deze uitgave van het Archievenblad te wijden aan de rol die financiën in ons vak spelen. De nieuwe Archiefwet waaraan op dit moment wordt gewerkt, brengt als een van de belangrijkste wijzigingen met zich mee dat de overbrengings termijn van archieven verkort wordt van twintig naar tien jaar. De afge lopen jaren zijn twee rapporten verschenen die de impact daarvan op de archiefsector in kaart moesten brengen. Op basis hiervan gaan we in het coverartikel dieper in op de financiële gevolgen die deze verkorting van de overbrengingstermijn naar verwachting heeft voor archiefdiensten. Yteke van der Vegt presenteert in haar artikel over de Friese stadhouder Willem Lodewijk een praktijkvoorbeeld van de wijze waarop archief diensten externe fondsen kunnen inzetten voor het opzetten van erfgoededucatie projecten. In dit geval met behulp van het programma Cultuureducatie met Kwaliteit, dat gezamenlijk door het Rijk en decentrale overheden aan geboden wordt. Ook het Mondriaan Fonds reikt erfgoedinstellingen de helpende hand bij de financiering van projecten die erfgoed bij het publiek voor het voetlicht brengen. Vernieuwende manieren om collecties te ontsluiten door archief diensten horen daar zeker bij, zo blijkt uit het interview dat Migiza Victorias hoop voor dit nummer hield met Rapti Miedema van het Mondriaan Fonds. Financiële bronnen zijn natuurlijk niet onuitputtelijk. Om te voorkomen dat ze voortijdig droogvallen, is het zaak je middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten. In het kader daarvan schreef Maaike Heemskerk een stappenplan voor het stellen van prioriteiten bij het besteden van het conserverings en restauratiebudget. Een nuttig hulpmiddel bij de inzet van eindige middelen voor een schier oneindige hoeveelheid archiefmateriaal die van de tand des tijds te lijden heeft gehad. Natuurlijk draait niet alles om geld. Zo zijn er in dit blad onder meer bijdragen te vinden over de rol van de archivaris bij de opsporing van roof kunst, de DUTOscan, ‘archiefintelligentie’, en wordt de brievenreeksrubriek na ruim twee jaar afgesloten. Initiatiefnemers Marc Schuil en Petra Links blikken terug. Ook deze keer weer een waarlijk rijk gevulde editie. VAN DE REDACTIE Tekst Wouter van Dijk | hoofdredacteur5 ARCHIEVENBLAD | 2021 | NUMMER 3 Jeroen van Luin Tekst Jeroen van Luin | collectiebeheerder digitale archieven bij het Nationaal Archief Jeroen van Luin (foto Lineke van den Bout) Het is een veelgehoord cliché in archievenland: wanneer je aankondigt dat je bij een archiefdienst werkt of gaat werken, volgt van niet-kenners al snel de vraag: ‘Maar is dat niet saai?’ Of: ‘Is dat geen stoffige boel?’ En geloof me, wanneer je als afgestudeerd informaticus in een ICT-omgeving werkt en daar aankondigt dat je de archiefwereld in duikt, dan zie je een hoop verbaasde gezichten. Toegegeven: toen ik in 2006 bij het Nationaal Archief solliciteerde had ik nog niet veel interesse in de inhoud van de meeste archieven. Ik kende het Algemeen Rijksarchief en latere Nationaal Archief al wel. Mijn oud studiegenoot en latere collega Yvette Hoitink heeft me in 1999 aan het ‘stambomen’ gekregen, waarvoor ik ook een aantal keren bij het Algemeen Rijksarchief en het CBG ben geweest. Maar toch, dat was voor specifiek mijn eigen familie en het bleef ook beperkt tot de bekende genealogische bronnen. In de rol van ICTprojectadviseur en informatieanalist die ik destijds had, kwam ik ook weinig met de archiefstukken zelf in aanraking. Dat veranderde toen ik een paar maanden later terloops aan mijn toen malige collega Louisa Balk opbiechtte eigenlijk geen idee te hebben van wat er zich achter de depotdeuren van het Nationaal Archief bevond. Louisa was – terecht – van mening dat elke medewerker wel een keer in een depot moest hebben gekeken om te zien waar het allemaal om gaat. Van haar rondleiding is mij veel bijgebleven: de mooie handgetekende kaarten, de grote militaire stamboeken, de charters met prachtige zegels en de indrukwek kend dikke VOCboeken. Een van die boeken zorgde bij mij voor wat door de historicus Johan Huizinga tot de ‘historische sensatie’ is gedoopt: het gevoel direct in contact te staan met het verleden. De serie in het VOC archief waarin dit archiefstuk zit heeft als beschrijving ‘Minuutresoluties van de ordinaris en extraordinaris vergaderingen van de Heren XVII’, en het inventarisnummer zelf ‘1755 okt. 6 – 1756 okt. 15’. Archivistisch prima beschreven, maar niet iets waar een ICT’er heel warm van wordt. De aanblik van het deel zelf, met de sierlijke en voor mij toen nog onlees bare letters was wel indrukwekkend. Met het duidelijk leesbare ‘1755’ begon al iets van historisch gevoel op te borrelen. Dit deel was écht meer dan 250 jaar oud! Maar dat was nog niets vergeleken met het gevoel toen Louisa doorbladerde naar de stoffenstaaltjes in de resolutie van 16 oktober 1755. Elk jaar stelden de Heren Zeventien een verlanglijst op met de goederen die ze het komende jaar uit China zouden willen ontvangen. In de brief van 16 oktober 1755 bestaat hun verlanglijst vooral uit stoffen. Om aan te geven welke stoffen, kleuren en patronen ze willen hebben, sturen ze in totaal 52 staaltjes stof mee. Die staaltjes stof zitten nu ingenaaid in een deel, in een omslag, in een archiefdoos in een archiefdepot in ons Nationaal Archief. Wanneer je de doos, de omslag en het deel opent op de juiste pagina, dan zien die staaltjes stof er nog uit als nieuw. En toen viel het kwartje. Toen was daar Huizinga’s ‘historische sensatie’. Toen stond ik te kijken naar iets dat 251 jaar eerder op een blad zijde was geplakt. Nu, vijftien jaar later, werk ik nog altijd met veel plezier bij het Nationaal Archief, en inmiddels zelfs bij de afdeling Collectie! | DE ARCHIEFERVARING VAN Verlanglijst Heren Zeventien, 1755 (coll. Nationaal Archief, Verenigde Oostindische Compagnie, toegang 1.04.02, inv.nr. 54).6 ARCHIEVENBLAD | 2021 | NUMMER 3 THEMA FINANCIËN Tekst Wouter van Dijk | hoofdedacteur In 2017 nam het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Weten schap het initiatief om in kaart te brengen wat een verkorting van de overbrengingstermijn van archieven zou betekenen voor het werkveld van archiefvormers en bewaar plaatsen. Aanleiding was de motieSegers, die in 2016 pleit te voor een aanpassing van de Archiefwet 1995 om de informatie huishouding van de overheid beter op orde te krijgen. In 2017 en 2019 werden onderzoeken uitgevoerd met als doel in kaart te brengen wat een verkorting van de overbrengingstermijn zou betekenen voor de sector, zowel wat betreft werklast als de kosten die daarmee gemoeid zijn. 1 In dit artikel worden de verwachte financiële gevolgen geschetst. Het is overigens de vraag in hoeverre verkorting van de overbrengingstermijn zorgt voor meer openbaarheid van overheidsarchieven. Bestaande wetten en regels, waaronder onderdelen van de Archiefwet zelf, dempen naar verwach ting de effecten van een verkorte overbrengingstermijn op de openbaarheid. Daarnaast komen veel archiefstukken niet voor overbrenging in aanmerking. Slechts 510 procent van door archiefvormers gecreëerd archief wordt uiteindelijk overgebracht. Op de overige 9095 procent heeft verkorting van de overbrengingstermijn geen invloed. Uit beide onderzoeken blijkt tevens dat de sector grotere openbaarheid niet zozeer verwacht van een verkorting van de overbrengingstermijn in de Archiefwet, maar eerder van de Wet open overheid (Woo) en digitalisering van archieven in het algemeen. De belangrijkste verandering die verwacht wordt is een cultuurverandering, waarbij archiefvormers bewuster omgaan met informatie. Daarnaast wordt een betere inrichting verwacht van het proces van beheer, opslag en overbrenging, omdat de druk hiertoe groter is met een overbrengingstermijn van tien jaar dan van twintig jaar. Ook hier verwacht men echter meer invloed van Woo en AVG op de archiefvorming dan van de verkorting van de overbrengingstermijn. Kostendrijvers De onderzoekers onderscheiden een aantal verschillende kostendrijvers die van invloed zijn bij een veranderde inrich ting van de overbrenging. De belangrijkste zijn de extra inspan ningen die geleverd moeten worden bij het stellen van openbaarheidsbeperkingen; de toename van het aantal terugleningen van overgebracht archief door de archief vormer; de rol van dienstverlening op Wobverzoeken en beperkt openbare archiefstukken; en de toename van het aantal bezoekers van archiefinstellingen. In het navolgende ga ik dieper op de diverse aspecten in. Inspanningen bij openbaarheidsbeperkingen De verwachting is dat bij de overbrenging van jonger archief vaker sprake zal zijn van de noodzaak tot het stellen van openbaarheidsbeperkingen. Zowel archiefvormers als archief bewaarplaatsen zullen meer tijd en expertise, en daarmee geld, kwijt zijn aan de beoordeling van deze stukken. Niet alleen zal het aantal stukken met een open baarheidsbeperking kwantitatief toenemen, de beoordeling ervan zal ook ingewikkelder zijn en mede daardoor meer tijd en expertise vergen. Dit meerwerk ten opzichte van de huidige situatie geldt voor zowel archiefvormers, die de besluiten moeten nemen, als voor archiefbewaarplaatsen die hierover adviseren. De verwachting is tevens dat de aard van de toegepaste beperkingsgronden op het jonger overgebrachte archief in relatief grotere mate betrekking Effecten verkorting overbrengingstermijn Openbaarheid heeft een prijs De verkorting van de overbrengingstermijn van twintig naar tien jaar is een belangrijk onderdeel in het concept van de nieuwe Archiefwet die momenteel in de maak is. Het beoogde doel is een grotere openbaarheid van overheidsarchieven. De verkorting zou ook moeten zorgen voor het eerder op orde brengen van overheidsinformatie. Hiermee is een kostenverschuiving gemoeid van archiefvormer naar archiefbewaarplaats. In dit artikel worden de mogelijke veranderingen besproken. Studiezaalbezoek, 1967 (collectie Stadsarchief Rotterdam).7 ARCHIEVENBLAD | 2021 | NUMMER 3 » zal hebben op het voorkomen van onevenredige bevoor of benadeling, waar dat nu een weinig toegepaste beperkings grond is. Het besluitvormingsproces rond deze beperkings grond is ingewikkelder dan in het geval van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, en daardoor kostbaarder. Het lijkt erop dat deze problematiek in grotere mate speelt bij de Rijksoverheid dan bij decentrale overheden. Gezamen lijk zouden archiefvormers zo’n 300.000 euro meer kwijt zijn aan het proces rond het stellen van openbaarheids b eperkingen, en bewaarplaatsen iets meer dan 100.000 euro aan extra advies hieromtrent. Toename terugleningen Uit de onderzoeken blijkt ook dat een toename van het aantal terugleningen van overgebrachte archiefstukken door archiefvormers te verwachten valt. Waar in 2017 nog werd verwacht dat deze toename weinig gevolgen zou hebben wanneer de stukken niet jonger dan tien jaar zouden zijn, werd in 2019 toch al rekening gehouden met een mogelijke landelijke structurele kostentoename van 700.000 euro per jaar, enkel voor het teruglenen van archief. Deze kosten zijn naar verwachting gelijk verdeeld over centrale en decentrale overheden. Het hangt van individuele afspraken tussen archief vormers en bewaarplaatsen af hoe deze kosten gedekt worden. Het is goed hierbij op te merken dat de onderzoekers uit gaan van een situatie van papieren archief. De verwachting is dat in 2030 de stroom fysiek archief is opgedroogd, maar zover is het nog niet. Het inzien van overgebracht digitaal archief is na de, weliswaar kostbare, inrichting van een goede infrastructuur eenvoudig en goedkoop te doen, terwijl bij papieren archief per inzageverzoek telkens opnieuw hande lingen nodig blijven. Effect op dienstverlening Waar de verkorting van de overbrengingstermijn bij archief vormers vermoedelijk zorgt voor een vermindering van het aantal Wobverzoeken, namelijk bij archief dat tussen de tien en twintig jaar oud is, daar verschuift de werklast hierop naar archiefdiensten. De verlichting voor archiefvormers is echter beperkt. Slechts circa vijf procent van de Wob ver zoeken richt zich op stukken met een leeftijd tussen de tien en twintig jaar die voor permanente bewaring in aanmerking komen en dus naar een archiefdienst zouden verhuizen. Toch zou dit voor archiefvormers een kosten besparing van 1,2 miljoen euro per jaar kunnen opleveren. De verschuiving van werklast naar archiefdiensten krijgt de vorm van reguliere dienstverlening op openbaar geworden stukken, en dienstverlening op beperkt openbare stukken, waar er naar verwachting meer van zullen zijn, daar het jonger archief betreft. Vanwege de verschuiving van toege paste beperkingsgronden en de daarmee gepaard gaande toe nemende complexiteit zal de behandeling van inzage verzoeken op dergelijke archiefstukken ook kostbaarder worden. Los daarvan verwachten de voor de onderzoeken bevraagde archiefvormers en beheerders ook een kwantita tieve toename van het aantal bezoekers aan archiefdiensten. De verwachte interesse van het publiek voor jongere stukken is daarvan de aanjager, maar deze werkt wellicht tevens als kata lysator voor een toename van inzageverzoeken in oudere archieven. Het inzageproces rond beperkt openbaar archief is hier de grootste kostendrijver voor archiefdiensten, en dan met name voor het Nationaal Archief. Daar moet men rekenen op een kostenstijging van bijna 1,1 miljoen euro per jaar, waar decentrale archiefdiensten 40.000 euro meer kwijt zouden zijn. De reguliere dienstverlening op openbaar archief zou een kostenvermeerdering van 430.000 euro met zich meebrengen. In dit geval zou het merendeel van de kosten gedragen moeten worden door archiefbewaarplaatsen van decentrale overheden. Inzageregimes Het inzageregime is een ander element dat van invloed is op de hoogte van de kosten die archiefdiensten na Affiche Rijkspostspaarbank, 1940 (collectie Stadsarchief Rotterdam). De tendens van een verschuiving van kosten van archiefvormers naar archiefdiensten is duidelijk waarneembaar8 ARCHIEVENBLAD | 2021 | NUMMER 3 » | Openbaarheid heeft een prijs invoering van de nieuwe Archiefwet moeten maken. Onder de Archiefwet 1995 geldt nog een documentstelsel, waarbij archiefstukken als samenhangend geheel ofwel openbaar zijn, ofwel niet. Beperkingen worden per inventarisnummer gesteld. Er is niet voorzien, zoals bijvoorbeeld bij de Wet openbaarheid van bestuur, in de mogelijkheid om verzoe kers informatie op andere manieren mede te delen dan door inzage in het volledige document. Deze informatie verstrekking via samenvatten, weglakken of mededelen van de inhoud is mogelijk met een informatiestelsel. Bij archief bewaarplaatsen van decentrale overheden gebeurt dit overigens wel, zo blijkt uit het onderzoek van Blom e.a. Het Nationaal Archief houdt echter stringent vast aan het docu mentstelsel. Kostenoverwegingen zijn hierin een belangrijke factor. Het hanteren van het documentstelsel is namelijk goedkoper dan informatieverstrekking via een informatie stelsel. Dat laatste biedt wel meer maatwerk, maar kost daarmee meer tijd en dus geld voor de dienstverlenende partij. Beperkt openbare dossiers zullen immers doorgespit moeten worden door archiefmedewerkers op zoek naar ge voelige informatie die niet openbaar gemaakt mag worden. Hierbij speelt een rol dat archiefvormers in het proces van het stellen van openbaarheidsbeperkingen bij overbrenging wel aangeven op welke gronden de openbaarheid van inven tarisnummers beperkt wordt, maar niet motiveren waarom de betreffende beperking gesteld is. Dat zou archiefdiensten al veel uitzoekwerk schelen, mocht de nieuwe Archiefwet in een informatiestelsel voorzien. De verwachting is wel dat onder zo’n regime per saldo meer informatie openbaar toegankelijk wordt voor burgers. En dat is het uiteindelijke doel van de wetsherziening. Dan is er ook nog het publicatiestelsel. Dit voorziet in publicatie van beperkt openbare stukken die eenmaal zijn opgevraagd door geïnteresseerden, zodat iedereen er vervolgens kennis van kan nemen. Een werkwijze als deze kan ervoor zorgen dat een kopie van het deels zwartgelakte stuk gepubli ceerd wordt en een eigen leven gaat leiden, met mogelijk onwenselijke gevolgen, omdat niet alle informa tie uit het stuk bekend is. De betere toegankelijkheid van nietauthentieke stukken ten opzichte van de volledige maar beperkt openbare stukken kan tot problemen leiden. Daarnaast is het van de drie mogelijkheden naar verwach ting de duurste, omdat de publicatie van de stukken veel extra handelingen en daarmee kosten met zich meebrengt. Een herziening van het inzageregime in de vorm van een publicatiestelsel ligt dus niet voor de hand. De prijs van openbaarheid De onderzoekers wijzen er uitdrukkelijk op dat de cijfers in hun rapportages nog erg onzeker zijn. Er moet met veel slecht in kaart gebrachte factoren rekening gehouden worden bij de berekeningen, waardoor een flinke slag om de arm houden noodzakelijk is. Desalniettemin is de tendens van een verschuiving van kosten van archiefvormers naar archief diensten duidelijk waarneembaar. De verkorting van de overbrengingstermijn lijkt het paradepaardje van de nieuwe Archiefwet te zijn geworden. Dat die wijziging er gaat komen mogen we dan ook zo langzamerhand wel aannemen. Archiefbeheerders doen er dan ook goed aan nu alvast het gesprek met hun zorgdragers aan te gaan om te zorgen voor voldoende capaciteit en middelen om deze ver wachte toename in werklast het hoofd te kunnen bieden. | noten 1 Dit artikel is gebaseerd op deze twee onderzoeksrapporten: N. Stroeker e.a., Impact verkorting overbrengingstermijn. Onderzoek naar de impact van een substantiële verkorting van de overbrengingstermijn (Archiefwet 1995) (Zoetermeer 2017); M. Blom e.a., Impactanalyse openbaarheid en toegankelijkheid jonger archief (z.p. 2019). De verwachting is dat bij de overbrenging van jonger archief vaker sprake zal zijn van de noodzaak tot het stellen van openbaarheidsbeperkingen Verboden toegang, Bolwerksmolen, 1960-1964 (collectie Stadsarchief Deventer).ARCHIEVENBLAD | 2021 | NUMMER 3 9 Tekst Yteke van der Vegt | redacteur en educator HCL EDUCATIE THEMA FINANCIËN Archiefinstellingen hebben de taak – en ik durf zelfs te stellen: de plicht – om leerlingen in aanraking te laten komen met het erfgoed in onze depots: archiefstukken. In dit artikel een voorbeeld van hoe dat kan. Ús Heit Pak eens een willekeurige lesmethode geschiedenis en bekijk het thema ‘Opstand’. Twee namen aan Nederlandse zijde springen in het oog: Willem van Oranje en zijn zoon Maurits. Want zij waren degenen die het Spaanse leger ver sloegen. Dat is wat leerlingen leren. Wat er echter niet staat is dat beide mannen nauw samenwerkten met hun neef in Fryslân: stadhouder Willem Lodewijk. En dat de geboorte van Nederland nooit had kunnen plaatsvinden zonder de militaire tactieken van die stadhouder uit Leeuwarden. In het Historisch Centrum Leeuwarden (HCL) vonden wij het tijd om het ‘Hollandse’ verhaal over de Opstand te nuanceren. Met een expositie en een onderwijsprogramma attenderen wij onze bezoekers op de onderbelichte rol die Ús Heit (Fries voor ‘Onze Vader’) speelde in de Nederlandse onafhankelijkheidsstrijd tegen Spanje. Expositie Centraal staat een miniatuur van het Beleg van Coevorden (1592), dat onder aanvoering van Willem Lodewijk en Maurits plaatsvond. Bij deze Staatse overwinning waren de legerhervormingen van de Friese stadhouder van cruciaal belang. Want als het Spaanse leger soms drie keer zo groot is als dat van jou, dan zul je met creatieve oplossingen moe ten komen. Hoe kun je een vestingstad efficiënt belegeren? Welke wapens gebruik je? Hoe kom je aan geld? En hoe transformeer je een ongeregeld zooitje huurlingen in een professioneel en doeltreffend leger? Kortom: wie niet sterk is, moet slim zijn. De miniatuursoldaatjes passen bij het leven van Willem Lodewijk. Hij werd opgevoed met het idee dat hij legeraan voerder zou worden, net als andere adellijke jongetjes van zijn tijd. Het van jongs af aan oefenen met echte wapens was toen heel normaal, evenals het spelen met tinnen soldaatjes om militaire strategieën te trainen. Onderwijsproject Door de RIVMmaatregelen kunnen de scholen helaas niet naar onze expositie komen. Daarom gaat het HCL nu naar de scholen toe. Wij huren twee acteurs in en die spelen een voorstelling in het klaslokaal. Coronaproof, want keurig op anderhalve meter afstand. De leerlingen kijken, luisteren en Cultuureducatie in Friesland Hoe Ús Heit het verleden ontsluit De rijksoverheid wil dat cultuureducatie een vast lesonderdeel is op scholen. Dankzij cultuur onderwijs kunnen kinderen zich immers ontwikkelen tot creatieve en kritische volwassenen, die klaar zijn voor de uitdagingen van de 21e eeuw. Het Rijk stelt hier, samen met provincies en gemeenten, geld voor beschikbaar via het programma Cultuureducatie met Kwaliteit (CmK). Dit cultuuronderwijs omvat de disciplines drama, dans, muziek, beeldende kunst én erfgoed. Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg, door Atelier Michiel van Mierevelt (collectie Rijksmuseum). »Next >